Studenten met een functiebeperking zijn krachtige mensen. Net als alle andere studenten willen zij een prettige studententijd en een diploma voor een goede toekomst. Zij moeten echter veel moeilijkheden overwinnen.
In het HBO heeft zo’n 30% van de studenten een functiebeperking , zo blijkt uit landelijk onderzoek. Daarvan wordt 10% ernstig belemmerd in het studeren en 20% staakt de studie voortijdig (ECIO, 2018): dit is vaker dan studenten zonder functiebeperking. De verschillende voorzieningen en regelingen die bestaan vanuit de Wet Gelijke Behandeling (Rijksoverheid, 2020) en de wet studiefinanciering (Rijksoverheid 2020) helpen niet genoeg. Als het hoger onderwijs inclusief werken in haar onderwijs, gebouw en organisatie tot gewoonte maakt, dan zal een functiebeperking studenten minimaal belemmeren.
Sinds de nieuwe voorwaarden van de participatiewet van 2015 (Rijksoverheid, 2018, 2019) en de verminderde toegankelijkheid van de Wajong wordt er meer maatschappelijke deelname verwacht van studenten met een functiebeperking. Zij zullen vaker dan voorheen een zelfstandig bestaan op moeten bouwen, waarbij een studie de kans vergroot op (beter) betaald werk.
Zij moeten dus studeren, een baan zoeken en inkomsten genereren, maar het blijkt dat dat niet voor iedereen met een functiebeperking haalbaar is. Deze studenten hebben vaker problemen met het studeren, de studie af te maken en met het vinden van een baan tijdens of na de studie. Studenten met een functiebeperking uit het (Dis)ability Network van De Haagse Hogeschool (HHS) bevestigen dit. Niet alleen het studiesucces, maar ook de integratie in de schoolgemeenschap is niet vanzelfsprekend. Hoe kan dit binnen de hogeschool verbeterd worden?
Inclusie door bewustzijn, bereidheid en bekwaamheid
Het optimaliseren van de school voor studenten met een functiebeperking kan door te werken aan een inclusieve hogeschool. Bij echt inclusief onderwijs heeft een student met een functiebeperking geen individueel probleem en minimaal last van zijn beperking.
Het bevorderen van inclusie, en daarmee het studiesucces en welzijn van studenten met een functiebeperking, is de taak van alle medewerkers en studenten. Maar zijn zij zich daarvan bewust en daartoe handelingsbereid en handelingsbekwaam? Uit het dagelijkse onderwijs valt er veel te leren. Wat is er volgens de studenten nodig om als hogeschool inclusief te zijn of te worden?
De Studeren met een Functiebeperking monitor (SFB monitor) is ontwikkeld vanuit de lectoraten Revalidatie en Inclusive Education. De SFB monitor is gebaseerd op wetenschappelijke literatuur, de onderwijspraktijk en de input van de kerngroep van het (Dis)ability Netwerk van De Haagse Hogeschool. In deze kerngroep zitten studenten die zich inzetten voor het optimaliseren van het studeren met een functiebeperking.
De SFB monitor is een enquête die onder alle studenten is uitgezet met als centrale onderzoeksvraag: Wat heeft de schoolgemeenschap van De HHS nodig om studiesucces en welzijn van studenten met een functiebeperking te bevorderen? 113 studenten met functiebeperking en 79 studenten zonder reageerden (IJzereef, 2020). Uit dit kwantitatieve onderzoek is gebleken dat een inclusieve hogeschool alleen bereikt wordt door bewustwording en een bijdrage aan inclusie door alle medewerkers én studenten.
Sociale contacten kosten te veel energie
Uit het onderzoek blijkt ten eerste dat veel eerstejaars studenten minder vaak laten zien dat zij een functiebeperking hebben dan studenten uit de hoofdfase. Ondertussen ondervinden ze wel problemen door de beperking. Ouderejaars geven achteraf aan dat zij hun beperking beter bij aanvang al hadden kunnen melden.
Door het direct te melden, kunnen studenten ondersteuning vragen aan bijvoorbeeld decanen en docenten en meer gebruik kunnen maken van de voor hen bestemde voorzieningen en regelingen. Studenten vinden het moeilijk om te communiceren over hun functiebeperking in het algemeen of bij een onheuse bejegening of discriminatie. Zij ervaren dit ongemak soms ook bij docenten.
Uit het onderzoek blijkt dat studenten met een functiebeperking vaker sociale integratie op school ervaren dan daarbuiten. Waarschijnlijk komt dit doordat de contacten in de school er automatisch zijn en ze er niet speciaal voor op stap hoeven te gaan.
Op zich is dit positief, maar een grote groep van hen geeft iets opvallends aan: Ze hebben helemaal geen behoefte aan sociale contacten met medestudenten of docenten op de HHS. Dit komt doordat ze minder energie hebben, veroorzaakt door hun fysieke of psychische beperkingen. Daarnaast hebben studenten met beperkingen vaak minder tijd, omdat zij harder moeten werken om hetzelfde studieresultaat te behalen.
Signalen van studenten worden niet gehoord
Verder blijkt dat studenten met een functiebeperking niet optimaal academisch geïntegreerd zijn. Dit houdt in dat zij bijvoorbeeld minder samenwerken in studiegroepjes en minder contacten met docenten hebben. Zij vragen liever hulp bij de studie aan familie en vrienden, omdat ze verwachten dat deze hun meer zullen steunen en hen niet onderschatten. Een andere optie voor hen is om hulp te vragen aan professionals die vertrouwelijk met de informatie omgaan, zoals een decaan.
Docenten en studenten willen wel helpen, maar door het ontbreken van deskundigheid of tijd gebeurt dit minder dan gewenst of toegezegd. Studenten zonder functiebeperking denken zelfs minder goed te kunnen helpen dan docenten. De medestudenten geven het liefst eenvoudige, praktische hulp op school en in mindere mate academische hulp bij de studie. Het niet wederzijds communiceren over wat men nodig heeft of kan bieden leidt daarmee tot minder academische integratie.
De studenten met functiebeperking waarderen de hogeschool lager als inclusieve hogeschool dan studenten zonder functiebeperking. Desondanks waarderen zij een aantal docenten, decanen en medestudenten die wél aandacht hebben voor inclusie door concrete acties te ondernemen in het gebouw, de lessen en het opzetten van nieuwe initiatieven zoals het (Dis)ability Network. Toch ervaren zij zich nog te weinig gezien in de onderwijspraktijk, het onderwijsbeleid en de inrichting van het gebouw. Zij weten zelf heel duidelijk wat zij nodig hebben en geven signalen af, maar voelen zich vaak niet gehoord of gezien.
Meer voorlichting leidt tot meer begrip
Deze conclusies uit de SFB monitor 2019 zijn besproken met de lectoren Revalidatie en Inclusive Education en studenten uit de kerngroep van het (Dis)ability Network. Het bevragen van alle studenten levert meer bewustwording voor inclusie op. Het bespreken van bevindingen met de doelgroep waar je onderzoek naar doet, levert duidelijke inzichten op voor de inclusieve hogeschool.
Docenten, studenten maar ook de organisatie zouden meer inclusief gedrag moeten tonen. Denk bijvoorbeeld aan hoe studenten met een functiebeperking worden benaderd door concrete vragen te stellen over wat ze wel of niet prettig vinden in jouw gedrag.
Het blijkt waardevol om dit ongemakkelijke gesprek aan te gaan. Wees bewust van je taalgebruik en spreek bijvoorbeeld iemand in een rolstoel niet betuttelend aan; hij of zij is niet dommer dan een ander. Ook kan het betrekken van hun belevingswereld helpen, door bijvoorbeeld in de colleges te vragen naar voorbeelden van wat een functiebeperking voor het leven van de student betekent.
Ondersteun de studenten op maat: studenten met een functiebeperking zijn gebaat bij persoonlijke studieplannen en vaste begeleiders met expertise tijdens de hele studie. Leid docenten hier toe op. Organiseer jaarlijkse voorlichtingen bij opleidingen en docententeams, gegeven door studenten met een functiebeperking. Ook rolmodellen zijn belangrijk: Neem meer docenten en medewerkers met een functiebeperking aan.
Zelfstandige deelname aan onderwijs is noodzakelijk
Verder is het belangrijk voor de sociale integratie om connectie met elkaar te maken. Wat betekent het om een functiebeperking te hebben en wat is er nodig van anderen voor sociale contacten? Wees niet bang om elkaar te kwetsen door bijvoorbeeld te vragen naar de functiebeperking. Niets vragen blijkt vaak pijnlijker dan een goede intentie.
Voor de academische integratie is het belangrijk te weten wat medestudenten, docenten en de organisatie kunnen bieden op school. Bespreek bijvoorbeeld hoe je samenwerkt en haalbare doelen in ondersteuning bepaald. Omgekeerd is het ook belangrijk om te vragen wat de studenten met een functiebeperking te bieden hebben.
En wat maakt het gebouw toegankelijk? Is er een rolstoelingang? Waar kun je melden dat de knop voor de een elektrische deuropener niet werkt en door wie wordt dat opgelost? Met duidelijke antwoorden hoeft een student met een functiebeperking er niet telkens naar te vragen, maar kan hij zelfstandig deelnemen aan school.
Werk met elkaar, niet naast elkaar
Handelingsbekwaamheid kan geoptimaliseerd worden door workshops voor docenten en studenten te organiseren. Benut bijvoorbeeld de expertise van de studenten met een functiebeperking via een (Dis)ability network. Is er bij de hogeschool geen netwerk voor studenten met een functiebeperking: richt zo’n netwerk dan op. Leer van de studenten met een functiebeperking over studiesucces en welzijn in het onderwijs, beleid, activiteiten en de inrichting van het gebouw.
Sluit allianties: koppel de opgedane kennis aan andere organen en werk met hen samen. Binnen de hogeschool zijn dit bijvoorbeeld het College van Bestuur, decanaten en aandachtsfunctionarissen, opleidingscommissies en studieverenigingen. Zorg dat de kennis en aanbevelingen geïntegreerd worden in een hogeschool breed beleid en zet deze om in concrete acties ter verbetering.
Tenslotte, verduurzaam inclusie door permanente sleutelpersonen te faciliteren die samenwerken met studenten met een functiebeperking. Geef bijvoorbeeld studiepunten of een stagevergoeding aan studenten voor het geven van voorlichting en het bijwonen van vergaderingen. Geef professionals uren in hun taakbelasting voor het vormgeven van inclusie in de onderwijspraktijk met concrete actieplannen.
En vooral: werk samen met de studenten met een functiebeperking, want zij zijn de experts. Werken aan een inclusieve hogeschool is een permanent proces en vergt permanent (zelf)onderzoek en monitoring van acties in de hogeschool in samenwerking met de doelgroepen waar het om gaat.
Door: Wil IJzereef, Aiminato Cairo en Arend de Kloet