4 januari 2018 | Vluchtelingstudenten zijn sterk gemotiveerd om een succes te maken van hun studie in het hoger onderwijs, blijkt uit onderzoek van de Radboud Universiteit en Zuyd Hogeschool.
De Radboud Universiteit en de Zuyd Hogeschool hebben een kwalitatief pilotonderzoek gedaan in opdracht van Stichting voor Vluchteling Studenten (UAF) naar het welbevinden van deze studenten in het hoger onderwijs. Het is voor het UAF, de studenten, donateurs, relaties en opleidende instellingen van groot belang om inzicht te verkrijgen in de vraag welke factoren bepalend zijn voor een succesvol verloop van de studie.
De groep die onderzocht is bestaat uit 15 studenten, die elk twee uur lang zijn geïnterviewd. Van de 15 deelnemers studeren er vier aan de Vrije Universiteit, zeven aan de Radboud Universiteit en een aan de Universiteit Maastricht. De andere drie studenten komen van de Hogeschool Zuyd en de Hogeschool Arnhem-Nijmegen.
Binnen de groep is een grote variëteit aan studies vertegenwoordigd en de deelnemers zijn afkomstig uit verschillende studiejaren. De onderzoeksvraag luidde: “Wat is de relatie tussen enerzijds de factoren onderwijscontext, prestatiemotivatie, sociaal-culturele oriëntatie, taalvaardigheid (Nederlands, Engels, moedertaal) en beroepsperspectief, en anderzijds studiesucces van hoogopgeleide vluchtelingstudenten in het Nederlandse hoger onderwijs?”
Uit het onderzoek blijkt dat de studenten in hoge mate gemotiveerd zijn om van hun studie een succes te maken. Ze kapitaliseren daarbij op eigenschappen zoals doelgerichtheid, doorzettingsvermogen en zelfdiscipline. In het algemeen zijn ze ook goed in staat om kleine onduidelijkheden of problemen op te lossen. Ze durven in colleges om extra uitleg te vragen, ze mengen zich in discussies en ze vragen medestudenten om hulp.
Hij mist zijn kinderen
Bijna alle informanten geven aan dat ze problemen hebben die de studie belemmeren, met name vluchtelinggerelateerde problematiek, maar ook persoonlijke en sociale problemen. Bij vluchteling-gerelateerde problematiek kan gedacht worden aan trauma’s, zorgen om familie in het herkomstland, heimwee en een onzekere toekomst. Een geïnterviewde zegt: “Ik denk hier bewust niet over na; ik wil alleen denken aan het vinden van een goede baan. Ik zal niet terugkeren naar Syrië, omdat ik dan alsnog zal worden opgepakt.” En: “Ik weet dat mijn vader sinds het vertrek van zijn drie zonen ziek is: hij mist zijn kinderen.”
De studenten geven daarnaast aan dat het belangrijk is, ook met het oog op de verwachte concurrentie op de arbeidsmarkt, om hun curriculum vitae zo sterk mogelijk te maken. Acht deelnemers doen vrijwilligerswerk of zoeken een bijbaan, niet alleen vanwege hun cv. maar ook om hun taalvaardigheid Nederlands te verbeteren. Ze werken bijvoorbeeld in de zorg, bij goede-doelenorganisaties, in de juridische sector en bij vluchtelingenwerk.
Steeds meer zelfvertrouwen
De verbondenheid van de studenten met Nederland en de Nederlanders is groot. Met name bij de informanten die langer in Nederland verblijven. “Al mijn vrienden zijn Nederlands, ik hoor er helemaal bij.” Slechts twee informanten vinden de omgang met Nederlanders moeilijk, voor de andere dertien verloopt de omgang heel gemakkelijk. Ze hebben die omgang vaak geleidelijk opgebouwd: “Ik vond het in de eerste maanden in Nederland vaak gemakkelijker om met één persoon om te gaan dan meteen met een hele groep. Zo kreeg ik langzaamaan steeds meer zelfvertrouwen.”
De taal in het hoger onderwijs of het nu Engels of Nederlands is blijkt problematisch te zijn. Tien studenten geven aan dat ze in hun studie problemen hebben met academisch Nederlands. Alhoewel ze in de algemene zelfbeoordeling van taalvaardigheid Nederlands hun luistervaardigheid hoger inschatten dan de andere drie vaardigheden (spreken, lezen, schrijven), vinden twaalf studenten toch dat hun luistervaardigheid vaak niet toereikend is voor het goed kunnen volgen van colleges. Dit komt ook omdat het vereiste niveau van luistervaardigheid in de colleges elk jaar stijgt. Ditzelfde probleem speelt bij academische schrijfvaardigheid.
Amerikaans Engels via muziek en films
Van de studenten die Engelstalige vakken volgen, vermeldt de helft dat academisch Engels problemen oplevert. De eerder genoemde behoefte aan vervolgcursussen luister- en schrijfvaardigheid in academisch Nederlands geldt ook voor academisch Engels. Ten aanzien van luistervaardigheid wordt opgemerkt dat Brits-Engels moeilijker te volgen is dan Amerikaans-Engels, omdat ze als jongvolwassenen via muziek en televisie met name Amerikaans-Engels horen. Ook hier stellen de studenten echter dat participeren in discussies en vragen om toelichting hen goed afgaan.
Op de vraag in welk(e) land(en) ze bij voorkeur na hun studie een baan zouden willen vinden, is het antwoord elfmaal ‘Nederland’ en dertienmaal ‘eventueel een ander land in Europa’. De belangrijkste overwegingen daarbij zijn of ze er hun favoriete beroep kunnen uitoefenen en of er al familieleden of andere landgenoten wonen. Ook de reputatie van landen wordt hierbij betrokken, zoals de ‘American Dream’ van de Verenigde Staten, de gastvrijheid ten opzichte van vluchtelingen in Duitsland en de positie van gelukkigste land ter wereld van Noorwegen.
Ook is er in dit onderzoek gekeken naar het studiesucces van deze studenten. De studenten hebben documentatie overhandigd over de voortgang van hun studie. Uit deze overzichten blijkt dat negen van hen tot nu toe geen vertraging hebben opgelopen, drie minder dan 50% vertraging hebben en een meer dan 50%. Bij de overige twee studenten is nog niet duidelijk of de voortgang voldoende is, omdat het studiejaar op het moment van het interview nog niet ten einde was.
In het thuisland waren ze de beste
Waarbij aangetekend moet worden dat sommige studenten het frustrerend vinden dat ze hun vakken met zessen afsluiten terwijl ze in hun land van herkomst tot de beste studenten behoorden.
Uit de gesprekken is ook gebleken dat er specifieke problemen zijn die een succesvol studietraject kunnen belemmeren, denk aan vluchteling-gerelateerde problematiek en persoonlijke, sociale en educatieve problemen. De studenten geven aan dat ze de weg naar hulpverlening weten te vinden. Financiële problemen zijn er aanvankelijk niet dankzij de overeenkomst met het UAF, maar de combinatie van afbetalen van studieschuld en onzekerheid over het vinden van een baan zit duidelijk in het achterhoofd. De zorg over de positie op de arbeidsmarkt, voor sommigen al heel dichtbij, voor anderen nog iets verder weg, is groot.
Volgens de onderzoekers hebben zij in dit kwalitatief onderzoek extra goed gelet op eventuele sociaal-wenselijke antwoorden. Gezien de wens van de geïnterviewde studenten om bij te dragen aan verbetering van de kansen voor andere vluchtelingen, leek dit niet al te zeer te spelen. Aandachtspunt is wel de discrepantie tussen expliciete zelfoordelen over taalvaardigheid in het Nederlands en het Engels en de inschatting van met name luistervaardigheid in concrete situaties.
Verder is het aantal deelnemers aan deze pilotstudie klein. Dat is echter een bewuste keuze geweest. Via uitgebreide en zorgvuldig uitgevoerde interviews met een vijftiental studenten wilden de onderzoekers inzichten vergaren over hun visie op studiesucces en alle factoren die daarbij een rol kunnen spelen.