15 januari 2020 | Binnen een instelling komt er pas aandacht voor studentenwelzijn als het gekoppeld wordt aan de (misgelopen) inkomsten. Dit zegt Jolien Dopmeijer, onderzoeker van Windesheim die al lang onderzoek doet naar studentenwelzijn.
In Utrecht werd onlangs een bijeenkomst georganiseerd over studentenwelzijn. Dit in het kader van een groot landelijk onderzoek in samenwerking met het RIVM en het Trimbosinstituut. Dit onderzoek moet later dit jaar afgerond zijn en moet eens en voor altijd duidelijk maken hoe het nu staat met het welzijn van studenten. In het debatcentrum Domstad gingen betrokkenen met elkaar in discussie over dit vraagstuk. Toch zijn er ook wel zorgen: gaat een landelijk onderzoek naar studentenwelzijn niet leiden tot benchmarking en dus ook negatieve media-aandacht?
Dit leeft heel erg onder studenten
Bas Litjens, bestuurder van het ISO, ziet dat dit onderwerp de afgelopen jaren enorm aan belangstelling heeft gewonnen onder zijn achterban. “Wij zijn ooit begonnen met studentenwelzijn, omdat dat dat echt een vraag was vanuit de student. Elke keer als onze achterban bij ons langskomt, wordt gevraagd: ‘hoe gaat het nu met studentenwelzijn? Wat gebeurt er op landelijk niveau, wat gebeurt er op andere instellingen?’”
Litjens roept de instellingen op zich ervan bewust te zijn hoe erg dit onderwerp leeft onder studenten. “Onder studenten is dit echt een ongelooflijk groot thema. Het is zelfs één van onze grootste portefeuilles bij het ISO. Daarom is het ontzettend belangrijk dat we er bij stilstaan hoe erg dit leeft onder jullie studenten en hoe vaak dit besproken wordt.”
De ISO-bestuurder ziet overigens wel dat er verbetering nodig is in het beleid en de aansluiting op de leefwereld van de student. “Er moet een betere aansluiting komen van beleid en de vraag van studenten. Daar valt winst te behalen. Dit zien we vooral bij de Rijksoverheid, maar ook op instellingsniveau. Het beleid sluit niet altijd aan bij de leefwereld van studenten. Terwijl studenten juist graag willen zien dat er iets gebeurt en die willen het gevoel hebben dat ze gehoord worden. Dat gebeurt nog niet heel erg in Den Haag, dat gebeurt meer op lokaal niveau, in een collegezaal of in een werkgroep.”
Koppel het altijd aan vertraging en uitval
Jolien Dopmeijer (Windesheim Hogeschool) doet al jaren onderzoek naar het welzijn onder studenten. Binnenkort hoopt zij ook te promoveren op dit onderwerp. Ze legt uit dat het altijd moeilijk is om binnen een instelling aandacht te krijgen voor dit vraagstuk, maar dat dit makkelijker gaat als het gekoppeld wordt aan de kosten die met dit vraagstuk gemoeid zijn.
“Koppel het altijd aan vertraging en uitval. Dat is eigenlijk de drijfveer geweest waarmee ik ben begonnen vanuit het toenmalige lectoraat waar ik voor werkte. Ik merk altijd dat het heel goed werkt, als je binnen je eigen instelling dit onderwerp op de kaart wilt zetten, om dit te verbinden aan het functioneren. Aan vertraging en uitval en de kosten die ermee gemoeid zijn, want die zijn nogal fors.”
Uitval en vertraging, zegt Dopmeijer zijn met name zonde omdat het vaak over studenten gaat die best de eindstreep zouden kunnen halen. “Dit vraagstuk gaat over het functioneren van studenten. Dus zie je ook dat als ze niet goed functioneren, ze forse vertraging oplopen of voortijdig uitvallen. Dat is natuurlijk ongelofelijk zonde. Want dan hebben we het niet zelden over studenten die wel de juiste competenties in huis hebben en eigenlijk heel goed in staat zijn om die eindstreep wel te halen.”
Kijk juist niet alleen naar eerstejaars
Het is volgens Dopmeijer een misvatting om te denken dat dit een onderwerp is dat vooral speelt bij eerstejaars. “Er wordt vaak gezegd dat we vooral naar de eerstejaarsstudenten moeten kijken. Ik ben van mening van niet, en dat zie ik ook in mijn onderzoek terug. Hoe ouder de student, hoe vaker er klachten ontstaan. Als je bijna bij dat afstuderen bent aanbeland en je moet ook een baan proberen te vinden dan is dat helemaal nog niet zo makkelijk.”
Problemen bespreekbaar maken kan stress al verminderen
En dat de problemen rondom het thema welzijn groot zijn blijkt ook wel uit het onderzoek van Dopmeijer onder studenten van Windesheim Hogeschool. Maar dit beeld is eigenlijk op iedere instelling hetzelfde, zegt de Zwolse onderzoeker. “Uit mijn eigen onderzoek kwam dat 1 op de 4 studenten last heeft van burnout-klachten. We zien ook dat meer dan de helft angst en somberheidsklachten heeft. Er is risicovol alcoholgebruik.”
Het suïciderisico vond ik schrikbarend
Het percentage studenten dat rondloopt met zelfmoordgedachten vindt de Zwolse onderzoeker in het bijzonder verontrustend. “Het suïciderisico vond ik schrikbarend hoog. 1 op de 5 heeft ook echt suïcidale gedachten en daadwerkelijke plannen en misschien zelfs in het verleden een poging tot suïcide ondernomen. Dit onderzoek is niet eenmaal gedaan, maar zesmaal uitgevoerd. We zien al die jaren dezelfde resultaten.”
“Als er naar preventie van de klachten wordt gekeken, moet ook suïcide expliciet meegenomen worden. Als we naar preventie gaan kijken dan moet je het natuurlijk ook hebben over suïcidepreventie. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat wij daar iets mee doen en dan kunnen we ook met partners samenwerken, zoals 113 zelfmoordpreventie.”
Wat volgens Dopmeijer een belangrijk onderdeel is van preventie is de sense of belonging, dit is ook een belangrijke conclusie van haar promotieonderzoek. “Sense of belonging betekent dat je je thuis voelt binnen een organisatie, dat je verbinding voelt met de opleiding en de mensen. Een lage sense of belonging voorspelt naast prestatiedruk en eenzaamheid ook burn-out. Daar moeten wij dus ook wat mee als instellingen, dat wordt ook ondersteund door buitenlandse literatuur.”
Dopmeijer plaatst de kanttekening dat het niet alleen een vraagstuk is van het onderwijs. De samenleving is ook veranderd. “Het is natuurlijk niet zo dat het alleen maar problemen zijn vanuit de individuele studenten of vanuit onderwijsinstellingen, maar het is ook een samenleving die veranderd is. Wat vinden wij dan onze rol om dat te bediscussiëren en wat zijn onze grenzen?”
Individualisering en competitiedrift ook in het onderwijs
“De samenleving steunt op individualisering en competitiedrift. Iets dat we ook in het onderwijs zien. We zien een stijging van mensen die kampen met sociale angsten en depressie. Dat vind ik een heel belangrijk aspect om rekening mee te houden, dat de samenleving heel erg verandert en ook invloed heeft op het onderwijs. Daar zouden we wel over na moeten denken.”
Dit jaar verschijnt er op aandringen van voormalig Kamerlid van GroenLinks Zihni Özdil een landelijk onderzoek naar het studentenwelzijn dit wordt uitgevoerd door het RIVM en het Trimbosinstituut. Deze laatste organisatie gaat expliciet kijken naar het middelengebruik onder studenten.
Drinken studenten echt veel?
Martha de Jonge van het Trimbos legde uit hoe dit gezamenlijke onderzoek met het RIVM tot stand is gekomen. “Aan de ene kant is er het preventie-akkoord alcohol geweest vanuit het ministerie van VWS. Bij VWS werd gezegd dat onder studenten in het hoger onderwijs toch wel een probleem is op het gebied van alcohol. Maar ze weten eigenlijk niet precies hoe groot het probleem is. Er wordt vaak gezegd dat ze veel drinken, maar is dat nu echt zo?”
Tegelijkertijd is er een motie ingediend om onderzoek te doen naar de mentale gezondheid van studenten en daar ging OCW over. “Wij dachten: dit is niet handig. Je moet niet twee verschillende monitors tegelijkertijd uitvoeren op deze thema’s die ook zo dicht bij elkaar liggen. Het is gelukkig gelukt om dat samen te voegen tot één groot onderzoek.”
Volgens Martha de Jonge is dit onderzoek bedoeld om een goed en representatief beeld te geven rondom het welzijn van studenten in Nederland. “Er wordt al best veel onderzoek gedaan, maar het is nooit landelijk. We hopen met deze monitor eens en voor altijd een landelijk beeld te kunnen geven. Waar ook geen discussie over hoeft te ontstaan. Zodat niet meer hoeft te worden gezegd: ‘dit is een bepaalde opleiding daar kun je ook wel verwachten dat de problematiek groter is of juist minder. Dit wordt echt een representatief onderzoek voor alle studenten in Nederland.”
Leidt dit niet tot allerlei media-aandacht?
Vanuit de zaal waren er ook wel zorgen. Gaat dit landelijke onderzoek ook niet zorgen voor benchmarking tussen instellingen? Zo vroeg een studentendecaan zich af van de Universiteit Twente. “Dit soort vragenlijsten en onderzoeken krijgen in onze universiteitsraad en het College van Bestuur heel erg snel een benchmark-achtige insteek. Dat leidt vervolgens weer tot allerlei media-aandacht.”
Volgens De Jonge van het Trimbos is dit expliciet niet waarom dit onderzoek wordt uitgevoerd. “Het is niet de bedoeling dat er gebenchmarkt wordt. Wij willen één landelijk representatief beeld. De onderwijsinstellingen die meedoen krijgen hun eigen data terug. Die kunnen er zelf mee aan de slag en dan kun je zelf als instelling ook een vergelijking maken met hoe je scoort ten opzichte van het landelijke gemiddelde. Maar de cijfers per onderwijsinstelling worden absoluut niet gepubliceerd. Als je daar mee naar buiten wil komen, dan kies je daar zelf voor als onderwijsinstelling.”
Een medewerker van de VSNU wilde dit ook graag nog toelichten, omdat hier vanuit de zaal meerdere vragen over kwamen. “Het is toch goed om te zeggen dat de monitor bedoeld is om een beeld te krijgen van het welzijn en de mentale gezondheid van studenten. Het is expliciet niet bedoeld om te peilen hoe het bij individuele instellingen gaat. Dat wil ik toch vanuit de VSNU en de Vereniging Hogescholen even melden. Het is echt een volledig andere insteek. Er is ook nog niet besloten wat er met de resultaten van dit onderzoek zal gebeuren.”