“En dan nu het vervolgonderwijs: als je dat nominaal doorlopen hebt, mag je blijven staan.” Flink geroezemoes: “Maar wat is nominaal? Dat was in onze tijd heel anders.” Brauer verduidelijkt: “Ik heb het even over hoe we er nu tegenaan kijken. Ons management vindt dat je binnen vier jaar je hbo-opleiding af moet ronden.” – “Dan moet ik toch zitten denk ik”. Twee mensen staan nog.
“Degenen die staan: gefeliciteerd. De mensen die zitten: ik durf wel de aanname te doen dat jullie redelijk goed terecht zijn gekomen. Eigenlijk is het natuurlijk helemaal niet zo erg als je ergens een jaar een andere route kiest of er wat langer over doet. Maar ik merk dat in onze schoolcontext van studenten verwacht wordt dat ze binnen vier jaar afstuderen, en als dat niet gebeurt, ontstaan er processen die in mijn ogen meer vertragend zijn dan stimulerend om studenten de eindstreep te laten halen.”
Powerhouse
Dus zette Brauer met twee collega’s de ‘PowerHouse’ op: een programma waarin vertraagde en lang studerende studenten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening van de Haagse Hogeschool geholpen worden om af studeren. In 2015 startte een pilot met 150 studenten die allemaal alleen nog hun bachelorscriptie moesten schrijven. “Dit waren allemaal studenten die een persoonlijk verhaal hadden waardoor ze niet in vier jaar afgestudeerd waren. Sommigen zaten in hun vijfde jaar, anderen in hun zesde. En anderen bijna aan de tien jaar en wilden heel snel afstuderen want als dat niet lukte, dan moest er heel veel geld terug.”
Een half jaar lang kregen de studenten wekelijks een hoorcollege over schrijf- en onderzoeksvaardigheden en namen ze deel aan tutorgroepen, geleid door docenten en alumni van de opleiding die het jaar daarvoor met een acht of hoger waren afgestudeerd. “Die hebben we uitgezocht op coachingsvaardigheden – als je maatschappelijk werk hebt gestudeerd kan je daar wel wat mee – en op overeenkomstige karakteristieken met de groep, zodat ze echt rolmodellen konden zijn. Twee van de drie waren ook ooit vertraagd in hun studie, en een van hen was moeder.” Daarnaast was er een digitale community.
De pilot was een groot succes: 69 procent van de studenten studeerde af. Brauer won er een Comenius Teaching Fellow-beurs van het NWO mee om het programma bekend te maken bij andere vakgebieden en hogescholen. Samen met collega Miranda de Hei hield ze elf diepte-interviews met deelnemers om erachter te komen welke barrières de studenten ervoeren voor aanvang van de PowerHouse, en welke elementen uit de PowerHouse hen in staat hadden gesteld zichzelf opnieuw uit te vinden.
Disciplinering
Brauer: “Een heel belangrijke barrière was dat de studenten last hebben van conflicterende prioriteiten. Een groot deel van deze groep is naast student ook moeder, ze hebben mantelzorgtaken, ze moeten werken.” Om dat te doorbreken, bedacht Brauer dat er disciplinering nodig was. Zo was aanwezigheid bij alle bijeenkomsten verplicht.
“Toen we begonnen, waren er studenten die graag mee wilden doen, maar zeiden: ik kan niet elke week komen want ik woon in Antwerpen, kan niet autorijden en heb een kleintje. Of: ik moet met mijn ouders mee naar de dokter. Dan zeiden wij: dat is prima, maar zolang je in dat systeem blijft zitten, kom jij niet tot het doel dat jij voor ogen hebt en we gaan met je meedenken hoe je dat kan doorbreken. Bij die student uit Antwerpen leidde het ertoe dat haar man elke donderdag met haar naar Den Haag reed, met dat kleintje in de gang wachtte, en daarna reden ze weer terug. Juist door de discipline en de strakke lijn die wij aanhielden, kon er thuis iets veranderen.”
“Toen ik hiermee begon, zeiden collega’s tegen me: dat heeft geen zin meer, die zijn afgeschreven.”
‘Ik was een nummer’
De groep had bovendien vaak een gebrek aan cultureel, sociaal en psychologisch kapitaal. “We zien dat met name psychologisch kapitaal tijdens de opleiding een enorme duw krijgt: hun zelfvertrouwen, optimisme, hoop en veerkracht daalt. Deels aangejaagd door het systeem, deels door mentale processen die bij henzelf ontstaan. In de PowerHouse hebben wij met name op dat psychologisch gedeelte geprobeerd ze een enorme boost te geven.”
Om dat te doen, probeerde Brauer zoveel mogelijk een gemeenschap te creëren. “Deze mensen waren eenlingen geworden. Iemand zei: ‘ik stap een halte eerder uit met de tram om niet langs die hogeschool te komen’. Weer een ander zei: ‘er was niemand die mij echt zag, ik kon zomaar wegblijven, niemand miste mij meer. Ik was op een gegeven moment thuis komen te zitten en was een nummer geworden voor de hogeschool’.”
“Dus we hebben die groep letterlijk, fysiek, weer bij elkaar gebracht. We hebben bewust gekozen voor hoorcolleges om ze te laten zien dat ze niet de enige zijn. En de tutorgroepen waren altijd op hetzelfde tijdstip, op dezelfde gang, zodat er ook tussen groepen uitwisseling ontstond.”
De studenten gaven in de interviews aan dat de gezelligheid en emotionele steun hen hielpen. “Ons motto was: afstuderen doe je niet alleen, maar met elkaar. We werkten met rituelen. Alle successen werden gevierd, in het hoorcollege of op de website. De eerste keer dat iemand een ‘go’ kreeg werd dat met luid applaus onthaald.”
“We zijn echt voor deze groep gaan staan vanuit de overtuiging: wij geloven in jullie, maar de context moet ook iets doen.”
Institutioneel moest ook het een en ander veranderen. “We zijn echt voor deze groep gaan staan, vanuit de overtuiging, wij geloven in jullie, maar ook de context moet iets doen. We wilden aan onze collega’s laten zien: het probleem zit ook in hoe wij een student begeleiden. Schuif het niet te snel af op de studenten. Toen docenten zagen dat de studenten wel afstudeerden bij ons, deed dat wel iets in het team.”
Tijdens de Onderwijs Researchdagen presenteren Nederlandse en Vlaamse onderzoekers hun onderzoek naar uiteenlopende onderwerpen rond het primair tot en met het hoger onderwijs. De ORD 2020 vinden plaats op 24-26 juni in Utrecht.